- Een zorgbestuurder krijgt ontslag aangezegd door de Raad van Toezicht, terwijl hij ziek is.
- De bestuurder vecht het ontslag aan en de rechtbank kent hem een beperkte vergoeding van 38.000 euro toe.
- In hoger beroep komt het gerechtshof echter uit op een veel hoger bedrag aan vergoedingen vanuit de Wet Topinkomens (WNT).
- Lees ook: Directeur luistert niet, komt standaard te laat op afspraken en houdt hoofd- en bijzaken niet uit elkaar: ontslag terecht, aldus rechter
Het ontslag van een zorgbestuurder leidt tot een rechtszaak over vergoedingen waar de bestuurder recht op had. De rechter kende in eerste instantie een beperkte vergoeding toe, maar in hoger beroep heeft het gerechtshof Den Bosch geoordeeld dat de voormalige bestuurder recht heeft op vergoedingen van bij elkaar ruim 100.000 euro.
Dat blijkt uit een vonnis van 10 augustus, dat medio deze maand is gepubliceerd.
Zowel de naam van de stichting als die van van de bestuurder zijn geanonimiseerd in de vonnissen. Speurwerk leidt tot de naam van de werkgever BrabantZorg in Oss, actief in Midden-Brabant met 50 thuiszorgteams en 2.400 zorgwoningen, goed voor een jaaromzet van 300 miljoen euro. De woordvoerster bevestigt de kwestie.
Ontslag zorgbestuurder tijdens ziekte
De bestuurder in kwestie is Roger Otto. Hij trad in januari 2016 in dienst als bestuurder van BrabantZorg. Het verslag van de Raad van Toezicht over 2022 meldt dat een bestuurder wegens ziekte in maart 2022 werd vervangen door een tijdelijke bestuurder, Ankie van Rossum, inmiddels voorzitter van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis.
Otto treedt op 1 januari 2016 in dienst als bestuurder en statutair bestuurder van BrabantZorg, met een salaris begrensd door de ‘Balkenendenorm’ (Wet normering topinkomens of WNT), dat per 2022 16.871 euro per maand bedraagt inclusief emolumenten.
De Raad van Toezicht, onder leiding van Cock Aquarius, gispt de Raad van Bestuur in september 2021 zich ernstige zorgen te maken over een financiële crisis die dreigt binnen BrabantZorg. In onderling overleg binnen de Raad van Bestuur krijgt Otto de schuld. Er volgt een gesprek tussen hem en de remuneratiecommissie over de kritiek en de andere twee bestuursleden zeggen hun vertrouwen in hun medebestuurder op.
De Raad van Toezicht maakt het af met een aanzegging van ontslag. Er volgen onderhandelingen over een vertrekregeling. Die lopen spaak op een ziekmelding van Otto wegens overspannenheid begin december 2021.
De arbeidsongeschiktheid geldt nog als de Raad van Toezicht in de vergadering van 17 maart 2022 besluit tot ontslag bij betermelding. Dit geschiedt drie weken later, op 7 april 2022. Bij brief van 12 april 2022 zegt BrabantZorg de arbeidsovereenkomst op per 1 mei 2022.
Otto komt daartegen in het verweer want de opzegtermijn is niet in acht genomen. Dus is er geen rechtsgeldig genomen ontslagbesluit genomen en duurt het dienstverband nog voort. Hij stapt naar de rechter.
De rechtbank Oost-Brabant in Den Bosch doet eind september 2022 uitspraak. De publicatie van het vonnis was pas eind augustus 2023, bijna een jaar later, nog na het vonnis van de het gerechtshof in beroep!
Gebrekkige betrokkenheid en onvolledige communicatie
De motivatie voor het ontslag, uitvoerig geciteerd in beide vonnissen, behelst onder meer: “…rond april 2021… was het moment waarop de OR zich kritisch uitliet over BZ, over de werkdruk, de gebrekkige reactie van de RvB op punten van de OR, de afstand die werd ervaren tussen de medewerkers en de RvB, gebrek aan betrokkenheid en de snelheid van bepaalde veranderingen. Kortom, een kritisch beeld werd geschetst wat ons zorgen baarde. Dat heeft de RvT ook uitgesproken.
De RvT heeft zich vanaf mei 2021 steeds kritischer uitgelaten richting de RvB en daarmee ook naar jou. In de RvT vergadering van april 2021 en daarna, is er bijvoorbeeld in iedere vergadering aan jou gevraagd om te komen met een strategisch plan over de vastgoedontwikkeling en portfoliostrategie. Uit de aantekeningen van deze vergaderingen valt op dat jij stelselmatig hebt nagelaten om met de gevraagde input te komen en ook geen goede argumenten kon geven waarom jouw input achterwege bleef…
In de tweede helft van 2021 bleek opeens dat het verwachte jaarresultaat niet alleen negatief was maar dat de berekende bedragen schrikbarend slecht waren, er zou een negatief resultaat zijn van € 3.2m. Ook bleek dat de organisatie niet in control was onder andere omdat administratieve processen niet op orde waren. Zoals je je nog zal kunnen herinneren was de RvT ontzettend onaangenaam verrast en bezorgd. Ons is bijgebleven dat hoewel dit statutair een hoofdelijke verantwoordelijkheid is, jij niet echt betrokken leek te zijn bij het werken aan een oplossing. Dat is in de daaropvolgende vergaderingen ook gebleken.
Hierover is ook later met jou gedeeld dat vanuit BrabantWonen werd aangegeven dat men tijdens vergaderingen onder meer de indruk had dat jij de stukken niet goed had gelezen, niet goed in staat was om to the point over onderwerpen te spreken, dat jouw input achter bleef en dat men geen vertrouwen in jou had.
In de vergadering van augustus jl. bleek dat het verwachte jaarresultaat zou neerkomen op een negatief saldo van € 6.9m. Dat was het moment waarop de crisis werd uitgesproken en besloten werd dat met de managers gesproken zou moeten worden om te komen tot maatregelen met onder meer als doel het resultaat terug te brengen naar 0…
Rode draad in de onderwerpen die wij met elkaar hebben besproken in die periode is de gebrekkige en onvolledige communicatie naar de RvT. Wederom een voorbeeld van de redenen voor het afnemende vertrouwen in jou als bestuurder.”
Eis schadevergoeding ruim €100.000
Het ontslag wordt mede aangevochten omdat de Raad van Toezicht nalatig zou zijn geweest en de hele Raad van Bestuur verantwoordelijk was voor de crisis. Otto eist een schadevergoeding van ruim 100.000 euro, een transitievergoeding van ruim 38.000 euro en een billijke vergoeding van ruim 820.000 euro bruto.
De rechtbank vindt het ontslag volkomen terecht. Bovendien blijkt BrabantZorg inzake de naleving van de WNT al 75.000 euro schedevergoeding te hebben betaald. Otto krijgt de ruim 38.000 euro transitievergoeding, maar moet als verliezer van de zaak 2.500 euro proceskosten betalen.
Otto vindt het vonnis onjuist en gaat in hoger beroep. In het vonnis meent het gerechtshof Den Bosch dat BrabantZorg niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en dat Otto geen aanspraak kan maken op een billijke vergoeding.
Over het uiteindelijke ontslag op korte termijn in april 2022 stelt het hof dat de zeer korte termijn tussen de mededeling over het ontslag en de datum waarop Otto uit dienst trad/moest treden "geenszins de schoonheidsprijs verdient. Dat dit anders had gekund en gemoeten heeft de RvT ook erkend... Dit betekent echter naar het oordeel van het hof nog niet dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen…”
Echter, het hof beoordeelt de artikelen van de Wet normering topinkomens anders dan de rechtbank en vindt dat Otto recht heeft op de gefixeerde schadevergoeding over de periode april tot en met oktober 2022 van in totaal verschuldigd loon ten bedrage van ruim 100.000 euro bruto. Daar kan de reeds betaalde 75.000 euro wel van worden afgetrokken. Ook hoeft Otto de proceskosten van de rechtbank niet te betalen.